Geloven is een gezelschapsspel
Ik ga al 35 jaar naar de kerk. Zo’n twee keer per week. Maar pas een paar jaar geleden kwam ik erachter wat de kerk is. Daar kwam ik niet achter door preken, niet door theologen en zelfs niet door gemeente- en kerkenraadsvergaderingen. Het waren de niet-christelijke sociologen die me de ogen openden voor wat de kerk écht is. En daarmee ook beter zich gaven op wie God is en wat geloven is. Namelijk: geloven is een gezelschapsspel. Mijn bijdrage aan de 7keer7 tour van het Lazarusmagazine.
Ontsnappen
Om dat te begrijpen, neem ik jullie even mee terug naar het Brazilië van de jaren ’80. In dat land van voetbal, carnaval en corrupte politici was in naam bijna iedereen Rooms-katholiek. Grote delen van de bevolking leefde in armoede. Dat ging de kerk niet voorbij. In Latijns-Amerika was de bevrijdingstheologie populair in die tijd. Veel priesters richten zich op het bereiken en helpen van de armen en verzetten zich tegen regimes die de kloof rijk-arm in stand hielden.
Maar, terwijl de Roomse kerk koos voor armen, kozen de armen massaal voor pinksterkerken. En dat terwijl pinksterkerken zich afzijdig hielden en zeiden dat ze zich niet met de samenleving bezig wilden houden. Ze wilden zich niet met politiek bemoeien en geen vuile handen maken. Het ging hen om de hemel, de aarde liet hen koud. Mochten ze al wat met politiek doen, dan was het steun geven aan reactionaire regimes. Rooms-katholieken staken handen uit de mouwen, pinkstermensen hielden ze netjes in de lucht.
Hoe kan dat nu? Sociologen geven daarvoor twee redenen. De eerste is dat ze stellen dat de beste manier om uit armoede te ontsnappen (in Latijns Amerika) bekering tot een pinksterkerk is. Want, als mensen zich bekeerden, waren ze minder verslaafd aan drugs- of alcohol, misbruikten mannen hun vrouw minder en hadden mannen sowieso minder vrouwen. Verder kregen mensen meer discipline, werkten harder, spaarden meer én, als het dan toch misging, hadden ze een sociaal vangnet in hun geloofsgemeenschap.
Een tweede reden is dat exclusieve gemeenschappen aantrekkelijker zijn. Onderzoek over heel de wereld laat zien dat er iets bijzonders moet zijn, anders gaan mensen zich niet tot jou groep bekeren en zetten mensen zich niet voor je in. Waarom zou je je inzetten voor of bekeren tot een kerk terwijl het verschil met een linkse politieke partij of een buurtinitiatief nul is? Heel logisch eigenlijk.
Dat zijn twee mooie paradoxen. Wil je als individuele christen wat voor de samenleving betekenen? Wees dan lid van een kerk. Wil je als kerk wat voor de samenleving doen? Richt je niet teveel op die samenleving.
Scherper kijken
Het waren dus de niet-christelijke sociologen die me de ogen openden voor wat de kerk is. Maar ik had de Bijbel, theologen en de praktijk nodig om ook scherp te zien.
Neem de eerste gemeente uit Handelingen 2. Daar gaat deels hetzelfde verhaal op als in Brazilië. Het is een gemeenschap waar God centraal staat. Ze komen dagelijks bij elkaar en delen alles. Maar je leest niets over de gerichtheid op mensen buiten de eigen groep. Ondertussen stond deze eerste gemeente wel in de gunst bij het hele volk en voegde God dagelijks mensen toe.
En wat te denken van die bekende Bijbeltekst: ‘Niemand heeft ooit God gezien’ (Joh. 1:18). Dan volgt het ‘maar’: ‘…, maar de enige Zoon heeft hem doen kennen’. In zijn eerste brief schrijft diezelfde Johannes dezelfde woorden. ‘Niemand heeft ooit God gezien’ (1. Joh 4: 12). Het vervolg is anders: ‘…, maar als we elkaar liefhebben blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden’. Dat zijn hele grote woorden.
De kerk of beter, jouw geloofsgemeenschap, is niet zomaar een plusje in het geloofsleven. De kerk is niet een instrument dat handig is omdat je dan met genoeg mensen bent om een voorganger te betalen of omdat het dan wat lekkerder zingt. Nee, de geloofsgemeenschap is Gods manier om te laten zien wij Hij is. Daar wordt Zijn liefde en Hijzelf zichtbaar. Dat is even slikken. Zeker voor mij als Westerse individualist. En ik moest ook wel achter mijn oor krabben. Mijn geloofsgemeenschap waar af en toe gedoe is, waar mensen elkaar de tent uitvechten of we ons druk maken om de volgorde van de collectes en maar wat aan klooien, is dat dé plek waar Gods liefde zichtbaar wordt. Ja dus. Zonder maar.
Spelen
Wat Johannes, Handelingen, maar ook kerken in Kenia, Brazilië en Uganda me wel hebben geleerd is een andere paradox. De kerk is ‘heilig werelds’. In de kerk gaat het om God, maar die exclusieve geloofsgemeenschap is wel voluit onderdeel van de samenleving. Zichtbaarheid is daarvoor nodig. Daarbij gaat het niet in de eerste plaats om je in te zetten vóór anderen, maar mét anderen, als deel van het geheel.
Gelovens in een gezelschapsspel. Net als het geloof vol paradoxen. Het gaat om plezier én om willen winnen. Er is een helder doel en duidelijke regels, maar zonder improvisatie en risico’s nemen kom je niet verder. De vreugde van het spelen en het samen spelen, dat heeft aantrekkingskracht. Een spelende kerk, wat wil een mens nog meer?
De kerkvader Cyprianus zei: ‘Wie de kerk niet als moeder heeft, kan God niet als Vader hebben’. Ik zou zeggen: ‘Wie geen geloofsgemeenschap heeft met broers en zussen, heeft ook geen God als vader’.
Speel ze!