Dansen op toekomstmuziek
Missie onder theoretisch opgeleiden in een postchristelijke cultuur
Af en toe hoor je de uitspraak ‘het is een heidens werk om christenen te bekeren’. Bedoeld wordt dat het niet eenvoudig is om mensen die in de kerk zitten tot ander gedrag te brengen. Voor mensen die beter (kunnen) weten is het moeilijk gedrag of overtuiging daarop aan te passen. Dit raakt aan het kernpunt van missie in een postchristelijke cultuur. In een cultuur waarin mensen van God gehoord hebben en zij zelf of ouders afscheid hebben genomen van het geloof, is het niet eenvoudig God te verkondigen. Iemand bekend maken van wie velen denken dat ze hem wel kennen en niet interessant vinden, is a ‘hell of a job’.
In dit essay wil ik laten zien dat missie in een postchristelijk cultuur en specifiek onder theoretisch opgeleiden in Nederland met een christelijke achtergrond inderdaad niet eenvoudig is. Maar je houdt christenen en niet-christenen voor de gek door te denken dat je het gemakkelijker maakt door te stellen dat we allemaal wel religieus zijn. De vraag komt dan op ‘wat of hoe dan wel?’
Om op die vraag goed antwoord te geven, volgen eerst enkele algemene opmerkingen over wat missie is, vervolgens waarom het vanuit missiologisch perspectief niet verstandig is om veel mensen als religieus te bestempelen. Daarna bespreek ik twee barrières voor de voortgang van het Evangelie in een postchristelijke cultuur: enige kennis van het geloof en de irrelevantie van dat geloof. Het essay sluit af met twee mogelijke manieren van contextualisatie van het Evangelie voor seculiere theoretisch opgeleide Nederlanders. Die twee manieren hebben alles te maken met de kern van missie: dansen op toekomstmuziek.
Grensoverschrijdend dansen
Dragende gedachte in dit essay is de uitspraak van Chris Wright: “Mission means inviting all the peoples of the earth to hear the music of God’s future and dance to it today” (134). Deze uitspraak is niet alleen fraai, maar legt ook een aantal kernelementen van missie bloot. Allereerst, missie gaat van God zelf uit en de mens kan daarin participeren (Wright 2006, 23, vgl. Bosch 2011, 10). Dit leidt er, ten tweede, toe dat missie te maken heeft met andere mensen uitnodigen om te erkennen dat je deel bent en wilt zijn van Gods plan met deze wereld. Daarvoor is het nodig God te kennen. Maar kennen (de muziek horen) is niet voldoende, het gaat om de ‘eredienst’, het dansen. Dat dansen duidt ook op vreugde en enthousiasme als motivatie voor missie (vgl. Paas 2015, 22). God wil dus in de derde plaats geëerd worden. Het vierde element: missie heeft met de toekomst te maken, het komende rijk van God en ten vijfde, die toekomst staat in relatie met het nu: het gaat om het nu dansen. Missie heeft impact en relevantie voor vandaag de dag.
Het laatste en zesde element van missie is niet terug te vinden in dit citaat (sowieso minder bij Wright): missie heeft per definitie te maken met het bewust oversteken van grenzen. Dat kan de grens van geloof en ongeloof zijn, maar vaak ook een grens tussen verschillende culturen. Dit ‘intentionally crossing borders’ is onderdeel van de missie definitie van Van Engen (vgl. Simon 2009) en speelt een hoofdrol in het werk van Sanneh (1989). In missiologie is er sowieso veel aandacht voor contextualisatie, dat alles te maken heeft met grenzen oversteken: in een andere tijd of cultuur het Evangelie interpreteren (vgl. Hiebert 1994, 101; Boersema).
Een belangrijke reden waarom contextualisatie nodig is en kan, is het feit dat God zelf in Jezus geïncarneerd is een specifieke tijd en een concrete plaats. God en het christelijk geloof zijn wel universeel, maar het geloof krijgt handen en voeten via contextualisatie op een bepaalde moment in een bepaalde cultuur. In het kort zou je dus kunnen zeggen dat missie grensoverstekend dansen is. Grensoverschrijdend dansen klinkt mooier, maar is te gevoelig in een me-too-tijdperk.
Grensontkenners
Wie anderen God wil laten kennen en eren, nu al wil laten dansen op de toekomstmuziek van God, moet zich dus bewust zijn dat er grenzen zijn. Niet alleen een grens tussen zij die geloven en zij die dat niet doen, maar ook culturele grenzen. Als Paas (2015) iets duidelijk maakt in zijn boek Vreemdelingen en priesters, is het wel dat Nederland postchristelijk is en dat die verandering fundamenteel is. Een van de problemen van missie in Nederland is dat dit niet voldoende wordt onderkend. Bewust of onbewust wil men verschillen (grenzen) niet (h)erkennen.
Dit bleek onlangs heel duidelijk in de reacties op een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het CBS presenteerde op 22 oktober haar periodieke bevindingen over religie in Nederland. Dat deed het onderzoeksbureau onder de misleidende kop ‘Meer dan de helft van de Nederlanders niet religieus’ (CBS 2018). Wat het onderzoek liet zien, was dat voor het eerst was gemeten dat minder dan de helft (49%) van de Nederlanders zegt bij een religieuze groep te behoren (Schmeets 2018).
Deze misser was koren op de molen van veel gelovigen en theologen. In hun reacties buitelden ze over elkaar heen om aan te geven dat het alleen ging om ‘behoren tot een groep’ en dat er veel meer religie buiten religieuze instituten zit. Godsdienstfilosoof Smedes sprak over nepnieuws, predikant Röselaers stelde op twitter “Een meerderheid behoort niet meer tot een religieuze groep maar dat is wat anders. Nederlanders worden steeds religieuzer – op hun manier.” Columnist Akkerman pleitte in Trouw voor een wat minder fundamentalistisch definitie van geloof. Nu zijn dit mensen die sowieso niet zoveel ophebben met evangelisatie. Maar ook ‘orthodoxere’ gelovigen haasten zich om aan te geven dat er heel veel religie buiten de kerk is.
Een dergelijke constatering is missionair dus zeer problematisch. Niet alleen omdat ze feitelijk onjuist is (zie bv. Bernts en Berghuis 2016, 40) en leunt op een irrelevant religiebegrip, immers, zo wordt alles en daarmee niks religie. Belangrijker is dat een dergelijk stellingname een grens bagatelliseert, namelijk een culturele grens tussen gelovigen en niet-gelovigen. Die grens ontkennen maakt communicatie lastiger én neem je de gesprekspartner niet serieus. Als je zegt dat de ander religieus is of zelfs gelovig omdat jou hij of zij dat volgens jouw omschrijving is, sta je met 1-0 achter bij de start van een gesprek. Christenen zouden zich moeten realiseren dat zoiets ongeveer hetzelfde is als een moslim een christen als bijna-moslim definieert, omdat hij de juiste profeten heeft, maar er nog maar eentje mist. Niemand wint hier iets mee.
Als je zegt dat de ander religieus is of zelfs gelovig omdat jou hij of zij dat volgens jouw omschrijving is, sta je met 1-0 achter bij de start van een gesprek.
Overigens, wie in gesprek is met mensen komt erachter dat niet-gelovige afgestudeerden zich helemaal niet herkennen in categorieën rond geloof, atheïsme en religie. Iedereen heeft een eigen kijk op de wereld, erkent dat en heeft in meer of mindere mate de overtuiging dat er ‘meer is tussen hemel en aarde’. Religieus is dan een nietszeggende term.
Stellen dat veel mensen religieus zijn, is dus ook missionair problematisch omdat er dan slechte oplossingen volgen. Er volgens missionaire strategieën uit die niet aansluiten bij de mensen van nu. “De modellen uit het tijdperk van het christendom zijn erop gericht onze vermeende bevoorrechte status bij het grote publiek uit te buiten” (Chester en Timmis 2012, 28).
God als vage kennis
Missie in Nederland, zeker in de randstad en onder theoretisch opgeleiden, is missie in een postchristelijke cultuur. Christenen zelf leven natuurlijk ook in die cultuur en zijn daardoor beïnvloed, maar kennen God wel gedeeltelijk. De grens die overgestoken moet worden lijkt dus vaag. Toch kan er sprake zijn van een diepe kloof.
Waar aan de ene kant van die kloof mensen staan die geloven in een persoonlijke God waar je zinvol in contact mee kunt zijn, staan aan de andere kant mensen die van God gehoord hebben, daar bepaalde ideeën bij hebben, maar over het algemeen apatheïstisch zijn: het kan ze niet zoveel schelen. De god van de christenen is voor hen iets van vroeger waar ze zelf of hun ouders vaak minder of meer bewust afscheid van hebben genomen. Het is een entiteit die als hij al bestaat, niet echt interessant is. Godsdienst is verworden tot een soort hobby. Rowan Williams verwoordt het perspectief op de maatschappelijk irrelevantie scherp door de seculiere visie op de Islam te vergelijken met die op het christendom: “Islam is thus defined by liberal rhetoric into a version of individualized Christianity, a set of personal options for leisure time” (2012, 19).
Als het eerste deel van missie het bekendmaken van God is, is de vraag of de God van de apatheïsten dezelfde God is als die van de Bijbel. In Afrika konden veel missionarissen aansluiten bij een godsbegrip in allerlei stammenculturen en daaraan een vernieuwde en rijkere invulling geven (Sanneh 1989, 159 e.v.). In een postchristelijke cultuur gaat het om het bijstellen van een mismaakt beeld. God is dus niet alleen een vage kennis, maar ook nog eens een oninteressante en irrelevante vage kennis.
Theoretisch opgeleiden zijn wel vaak apathisch als het gaat om God, maar niet als het gaat over de geschiedenis Nederland, zoals uit diverse interviews blijkt.
De kunst van zending en evangelisatie in een postchristelijke cultuur is dus de echte God bekendmaken. Dit is een belangrijke reden waarom de christelijke missie niet beperkt moet blijven tot ‘ongelovigen’, maar ook opgaat voor mensen die een andere godsdienst aanhangen (vgl. Murray 2004, 234). De grote vraag voor een missioloog is: maar hoe dan?
Geloof als kers op de taart
Om daar een goed antwoord op te geven, is het nodig nog dieper te graven in de problemen die de Nederlandse postchristelijke cultuur opwerpen. God is niet alleen een oninteressante en irrelevante vage kennis. Het geloof in die God is ook nog eens niet noodzakelijk, niet voordelig en maakt geen verschil.
Het geloof in die God is ook nog eens niet noodzakelijk, niet voordelig en maakt geen verschil.
Geloof is God is niet noodzakelijk. Het christendom is niet de superieure cultuur meer die het ooit was in de kerstening en beschaving van het Middeleeuws Europa (Paas 2015, 54 e.v.). De culturele verworvenheden vinden velen veelal goed, ook de geïnterviewden, maar je kunt nu prima zonder de god van die cultuur.
Het gaat zelfs nog verder, het is niet alleen niet niet-noodzakelijk om het christelijk geloof aan te hangen, het is zelfs niet voordelig. Vanaf het jaar 800 tot ergens in de 20e eeuw, was het voordelig om jezelf christen te noemen. Je hoorde dan bij de hoofdstroom in de cultuur en dat leverde lang voordelen op in de zin dat het bepaalde maatschappelijke posities mogelijk maakte (vgl. Paas 2015, 44.e.v.). In zendingssituaties in Afrika, Azië of Latijns-Amerika liet het christendom lang zien dat het geloof in de christelijke God positieve effecten had, zoals betere gezondheidszorg en beter onderwijs. Zelfs aan het einde van de vorige eeuw loonde het voor individuen in Brazilië bijvoorbeeld om zich te bekeren van het rooms-katholicisme naar een evangelicalere vorm van geloof omdat het een beter leven opleverde (Visser 2013; 171, 172). Als je vandaag de dag in Nederland zegt dat je in de christelijke God gelooft, maakt je jezelf of je maatschappelijke positie meestal niet geloofwaardiger.
Zie bijvoorbeeld ook de talloze negatieve reacties op het essay van de gelovige filosoof René van Woudenberg in het NRC van september dit jaar.[1]
Missie in Nederland kan zich niet beroepen op noodzakelijkheid of voordeel, het is zelfs lastig om verschillen aan te wijzen tussen christenen en niet-christenen. Dat heeft voor een groot deel te maken met de Nederlandse cultuur die mede gevormd is door het christendom en de Nederlandse christenheid die mede gevormd is door een Europees humanisme. Qua levensstijl, normen en waarden, wijken gelovigen niet zo veel af van hun seculiere medelanders (vgl. Visser 2013; 136 e.v.). Nu kan een gedeelde blik op de wereld mensen wellicht makkelijker over de streep trekken omdat christenen deels herkenbaar zijn, maar de vraag die velen hebben is ‘als het toch geen verschil maakt, waarom zou ik’?
Al met al: in een postchristelijke tijd lijkt het al snel dat geloof niet noodzakelijk en niet voordelig is. Geloven in God is dan hoogstens een kers op de taart, zoals ook doorklonk in de interviews. Als een ander dat een beter gevoel geeft of zin geeft, prima, maar het zegt mij weinig.
Dansende priesters
Maar hoe kun of moet je missie dan vormgeven? Allereerst door zoals hierboven de feiten onder ogen te zien en te realiseren dat de default positie van christenen die van een minderheid is (Paas 2015). Daar kun je over treuren – en dat mag, de Bijbel staat bol van treur- en klaagzangen. Dat geeft echter geen vrijbrief om bij de spreekwoordelijke pakken neer te zitten of je harp aan de wilgen te hangen. Wie dat doet beseft onvoldoende dat uitgangspunt van missie is dat het gaat om participeren in Gods missie. Wie zich neerlegt bij de status quo maakt van God een machteloze toeschouwer.
Wie zich neerlegt bij de status quo maakt van God een machteloze toeschouwer.
Wat in ieder geval onderdeel moet zijn van een missionaire opstelling, zijn priesterlijke gemeenschappen. Gemeenschappen die “door zich toe te wijden aan de wereld van God, door in haar te werken aan herstel van relaties en door mensen uit te nodigen zich bij de vierende gemeenschap te voegen” (Paas 2015, 218; vgl. Dreher 2017). Daarbij gaat het er dus om dat gelovigen in gebed anderen, een straat of een buurt bij God brengen en zich realiseren dat zij God representeren bij hen die niet geloven. Dat maakt van priesters altijd dansende priesters, omdat ze in hun leven proberen te dansen op God toekomstmuziek.
Toekomstmuziek
Missie is het uitnodigen van mensen om te dansen op de muziek van Gods toekomst, aldus Wright. Dit klinkt heel mooi en uitnodigend, maar is tegelijkertijd heel scherp en aanstootgevend. Gods toekomstmuziek, de muziek van Vader, Zoon en Geest, is die van de nieuwe aarde, waar iedereen hem zal erkennen en eren en voor hem zal knielen. Daar komt het God kennen en eren uit Wright’s missiedefinitie tot een hoogtepunt. Maar hier zit dus ook de scherpte: Gods toekomstmuziek is volstrekt harmonisch, er zal geen wanklank te horen zijn. Er zal niemand op de vernieuwde aarde rondlopen die niet in God gelooft. Iedereen die hem tijdens zijn leven heeft verworpen zal ergens zijn waar God niet is: de hel.[2]
Eschatologie en soteriologie stempelen dus ook de missiologie: het is de vreugde van het Gods komende koninkrijk en de verlossing die enthousiasmerend werken. Het is de ernst van het oordeel dat missie niet vrijblijvend maakt. Oordeel en eeuwig leven mag in gesprek met niet-Godkenners zeker een plek hebben, vooral om te laten zien dat geloof meer is dan een kers op de taart.[3]
Twee elementen van die toekomstmuziek op de vernieuwde aarde kunnen wellicht theoretisch opgeleiden in een postchristelijke tijd als muziek in de oren klinken: perfectie en de herkenbaarheid van die toekomstmuziek met de tunes uit het verleden.
Onvolmaakt dansen
Een van de grote verschillen tussen nu en toekomst is onvolmaaktheid versus volmaaktheid. In onze postchristelijke samenleving hebben velen moeite met imperfectie in het leven. Niet voor niets stond ‘Moed tot imperfectie’ van Brené Brown een tijd lang op de bestsellerslijstjes. De confrontatie van onze onvolmaaktheid en de onvolmaaktheid die we om ons heen zien, biedt mogelijk ingangen voor christelijke missie.
Volgens psychiater en filosoof Damiaan Denys kunnen veel mensen niet meer omgaan met zaken die ik maar onder imperfectie schaar. Dat is geen onderbuikgevoel, maar blijkt uit de cijfers. Ondanks dat Nederland veel ‘mental health care’ medewerkers zijn (529 op 100.000 inwoners tegen 9 op de 100.000 wereldwijd), zijn de wachtlijsten enorm. Denys:
“De belangrijkste oorzaak (rijk maar labiel, CV) die ik zie, is dat we allemaal te veel verwachten van psychologen en psychiaters. En van het leven zelf. We willen tegenwoordig altijd gelukkig zijn. Ons goed voelen. Ons niet vervelen. Lijden is er niet meer bij. Ben je bang? Verdrietig? Eenzaam? Boos? Dat accepteer je niet, je zoekt hulp. (..) Het gewone lijden, dat bij het leven hoort, is compleet gemedicaliseerd” (Weeda, 21 september 2018).
Volgens Denys doen aanvaarden mensen lijden van zichzelf en van anderen niet en zoeken ze hulp bij een professional.
Deze constateringen en cijfers passen bij recente geluiden over prestatiedruk onder studenten en recent afgestudeerden. Veel millennials kampen met burn-out klachten, mede vanwege moeite om met imperfectie om te gaan (Launsbach). Ook uit de interviews kwam naar voren dat vragen rondom zingeving en verdieping opkomen bij life events als scheiding en het krijgen van kinderen.
Het christelijk geloof is niet de panacee voor omgaan met lijden; ook onder christenen komen allerlei psychische klachten voor. Ook moet er gewaakt worden voor een therapeutisch christendom, het geloof als pleister voor het kleinmenselijke leed. Maar er is wel een christelijke traditie van hoe te dealen met vragen rond lijden, imperfectie en kwaad. Als die traditie contextualiseerbaar is naar een postchristelijke samenleving, geeft dat stof voor gesprek tussen Godkenners en niet-Godkenners. Die contextualisatie zal in ieder geval inhouden dat de beleefde imperfectie mogelijk iets te maken heeft met een beeld van het goede, volmaakte leven. Voor missiologen, dus ook voor mij, is er werk aan de winkel omdat lijden aan imperfectie vaak meer met schaamte dan met schuld te maken heeft. Westerse gereformeerde theologen leggen vaak de nadruk op schuld en boete, Jezus die vrijkoopt van de zonde. De vraag is of dat voldoende en terecht is (Roest 2017, vgl. ScienceDaily 2018).
Het zou mooi zijn als christenen bekend zouden staan als mensen die kunnen omgaan met lijden en imperfectie en met anderen daarin kunnen meedenken. Daarvoor is natuurlijk wel nodig dat Westerse christenen zelf goed met lijden kunnen omgaan, de vraag is of dat zo is (vgl. Fernando 2009).[4] Hier ligt een mooie opdracht en kans voor de kerk om met mensen van binnen en buiten de eigen gemeenschap het gesprek over imperfectie aan te gaan.
Dansen op oude muziek
Een tweede mogelijke ingang bij theoretisch opgeleiden om God bekend te maken, heeft met de geschiedenis te maken. Juist mensen met een hbo- of wo-achtergrond erkennen en waarderen vaak de betekenis van het christelijk geloof in de totstandkoming van onze cultuur. Zij vinden het belangrijk daar enige kennis van te hebben. Dat is ook een van de redenen waarom een aantal niet-gelovige ouders hun kinderen naar onze zondagse kinderclub laten gaan.
Misschien dat een cursus ‘Hoe heeft het christendom onze beschaving gevormd en misvormd’ enkelingen kan bekoren. De kunst is om God voor zover mogelijk van de cultuur af te pellen, een soort omgekeerde cursus contextualisatie. Voor christenen een heikele onderneming omdat zij ook gedwongen worden hun percepties van God en geloof kritisch tegen het licht te houden: wat is christelijk, wat is cultuur en wat zegt dat over God? Mogelijk dat de ruis rond de onbekende en irrelevante god van ‘seculieren’ verdwijnt en men een soort mooie basso continuo ontdekt die doet verlangen naar het kennen van God en zijn perfecte toekomstmuziek.
Uitnodigen om te dansen
Missie is het uitnodigen van anderen om te dansen op Gods toekomstmuziek. Dat houdt dus ook enthousiasme van de uitnodiger in: je moet er zelf wel in geloven en van genieten. Verplicht dansen is bijna een contradictio in terminis. Dansen is ook iets wat je bij voorkeur doet met een gelijkwaardige partner. Het voordeel van een postchristelijke tijd (Paas 2015) is dat christenen geen machtsmiddelen hebben en dus anderen niet kunnen dwingen of dringen tot geloof. In een postchristelijke tijd is geloven en zeker tot geloof komen door de bank genomen iets intrinsieks.
De taak van de missioloog is ook om te kijken wie je het best kunt uitnodigen, wie meer geneigd is een uitnodiging tot dansen te accepteren. Missiologie heeft naast het accent op het priesterlijke daarmee ook iets strategisch. Een missioloog probeert signalen op te vangen hoe Gods Geest waait, daar patronen in te herkennen om vervolgens daarop in te spelen. Gezien het feit dat er geen onbegrensde hoeveel menskracht en geld is, moet inspanning voor missie ook goed ingezet worden. Als blijkt dat het juist mensen zijn die op een of andere manier kampen met problemen (lijden aan imperfectie, gezondheids- of relatieproblemen) die willen leren dansen, dan moet je daarop inzetten. Het risico is een onevenwichtige relatie. Maar zolang men daarvan bewust is, hoeft dat niet problematisch te zijn. Als missie het participeren is in Gods missie, kun je zelfs de vraag stellen of besef van imperfectie niet functioneert als ‘Gods megafoon’ om vandaag zijn toekomstmuziek te laten horen. Dan mogen christenen anderen uitnodigen om te gaan dansen als gelijkwaardige imperfecte partners op zijn perfecte toekomstmuziek.
Literatuur
Akkerman, S., We moeten onze definitie van geloof wat minder fundamentalistisch formuleren, Trouw, 24 oktober 2018
Bernts en Berghuis (2016), God in Nederland 1966-2015, Utrecht: Ten Have
Boersema, P.R. (s.nl), Contextualization and the Need for Transformation: A
Double Etic-Emic-Model (reader college)
Bosch, D. (2011, eerste druk 1991), Transforming Miision, Paradigm Shifts in Theology of Mission, Maryknoll: Orbis Books
Brown, B. (2013), De moed van imperfectie, laat gaan wie je denkt te moeten zijn, Utrecht: Bruna
CBS, Meer dan helft Nederlanders niet religieus, nieuwsbericht op website https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/43/meer-dan-de-helft-nederlanders-niet-religieus, geraadpleegd 25 oktober 2018
Chester, T. en S. Timms (2012), Midden in het leven, De kerk als levende gemeenschap, Barneveld: Groei
Dreher, R. (2017), The Benedict Option, A Strategy for Christians in a Post-Christian Nation, New York: Sentinel
Hiebert, P. G. (1994), Anthropological Reflections on Missiological Issues, Grand Rapids: Baker Books
Jansen, A. (2017), Heart, hands and voices, God’s mission integrating word & deeds, Amsterdam: Buijten&Schipperheijn
Engen, Van (collegestof)
Fernando, A. (2009), Vreugde vermengd met pijn, Vaassen: Medema
Launspach, T., college ‘Waarom zitten zoveel millennials met een burn-out thuis? https://universiteitvannederland.nl/college/waarom-zitten-zoveel-millennials-met-een-burn-thuis, geraadpleegd 1 november 2018
Murray, S. (2004), Post-Christendom: Church and Mission in a Strange New World, Milton Keyes: Paternoster
Paas, S. (2015), Vreemdelingen en priesters, Christelijke missie in een postchristelijke omgeving, Utrecht: Boekencentrum.
Roest, G-J (2017), Spreken over redding en verzoening in een seculiere cultuur, Wapenveld, V. 67, no. 6.
Sanneh, L. (1989), Translating the Message, The Missionary Impact on Culture, Maryknoll: Orbis Books
Schmeets, H. (2018), Wie is religieus en wie niet, Statistische trends, CBS, 2018
ScienceDaily, The universiality of shame, 10 september 2018
https://www.sciencedaily.com/releases/2018/09/180910173734.htm, geraadpleegd 1 november 2018
Simon, X. (2009), Mission as Frontier-Crossing and Identity Formation: an Integrating Contextual Missiology, Scriptura, Vol. 100 (2009), pp. 89-103
Smedes, T., CBS berichtgeving over religieuzen in Nederland is nepnieuws, Volkskrant, 23 oktober 2018
Visser, C. (2013), In de gunst bij het hele volk, Evangelicalen, religie en de civil society, Amsterdam: Buijten&Schipperheijn
Weeda, F., ‘Het ís niet normaal om mooi en succesvol te zijn en alles onder controle te hebben’, interview met Damiaan Denys, NRC, 21 september 2018
Williams, R. (2012), Faith in the Public Square, London: Bloomsburry Publishing
Wright, C. J. H. (2006), The Mission of God, Unlocking the Bible’s Grand Narrative, Downers Grove: IVP Academic
[1] Overigens is het ook veelzeggend dat het NRC mensen uitnodigde om serieus te schrijven over religie en wetenschap en dat twee gelovige wetenschappers de eerste en tweede prijs kregen.
[2] Dit is niet de plaats om theologisch verhandelingen over oordeel, hemel en hel te houden. Hierbij houd ik het maar bij het traditionele gereformeerde standpunt in het besef dat ook dit schuift en er veel meer over te zeggen valt.
[3] Overigens, net als bij religie moeten christenen zich hier ook niet rijk rekenen door te stellen dat veel mensen wel in een leven na de dood geloven. Dat is niet zo, van de seculieren gelooft slecht 4% in een leven na dit leven (1% in een hemel). Iets minder dan één derde weet het niet (Bernts en Berghuis 2016, 70).
[4] Het boek van Fernando laat overigens het belang zien van contextualisatie en het leren of culturele grenzen heen.